-
1 peur
peur [pur]〈v.〉1 angst ⇒ vrees, schrik, bezorgdheid♦voorbeelden:en être quitte pour la peur • met de schrik vrijkomenj'ai eu une de ces peurs! • ik schrok me dood!n'avoir pas peur des mots • de dingen bij de naam noemenêtre (laid) à faire peur • zo lelijk als de nacht zijnfaire peur à qn. • iemand bang makenprendre peur • bang worden, schrikkenavoir plus de peur que de mal • met de schrik vrijkomenfaire plus de peur que de mal • er erger uitzien dan het in werkelijkheid isla peur de qn., qc. • de angst voor iemand, ietsavoir peur de • bang zijn voor, om te 〈+ onbepaalde wijs〉de peur de, par peur de • uit angst voor, bang omavoir peur pour qn. • bezorgd zijn over iemandde peur que • uit vrees datfangst, schrik -
2 avoir peur pour qn.
avoir peur pour qn. -
3 Sorge
Sorge〈v.; Sorge, Sorgen〉♦voorbeelden:1 die gegenseitige Sorge • de zorg voor, om elkaardas ist meine geringste Sorge • dat is de minste van mijn zorgenvoll(er) Sorge sein • erg bezorgd, ongerust zijnjemandem Sorge(n) bereiten, machen • iemand zorg(en) barenich hatte (große) Sorge, ob … • ik was (erg) bezorgd, ongerust of …〈informeel; ironisch〉 der hat Sorgen! • waar die zich al niet druk over maakt!keine Sorge! • wees maar niet ongerust!lass das meine Sorge sein! • laat dat (maar) aan mij over!in, mit großer Sorge • met grote bezorgdheid, zorgseien Sie ohne Sorge! • weest u maar niet bezorgd, ongerust!in Sorge um jemanden sein • bezorgd om, over iemand zijn, zich om iemand zorgen maken -
4 craindre
craindre [krẽdr]♦voorbeelden:craindre pour la vie de qn. • vrezen voor iemands levenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vrezen ⇒ bang zijn voor, schuwen2 vrezen ⇒ duchten, eerbiedigen♦voorbeelden:il craint qu' on ne le comprenne pas • hij is bang dat men hem niet begrijpt→ chat -
5 Angst
〈v.; Angst, Ängste〉1 angst, vrees♦voorbeelden:1 jemandem Angst (und Bange) machen • iemand bang maken, vrees aanjagen〈 informeel〉 nur keine Angst! • wees maar niet bang!Angst für jemanden haben • bang zijn dat iemand iets overkomtjemanden in Angst (und Schrecken) jagen, versetzen • iemand vrees, schrik aanjagenin tausend Ängsten schweben, sein • duizend angsten uitstaanes mit der Angst (zu tun) bekommen • (plots) bang wordenAngst um jemanden haben • zich zorgen, bezorgd maken over iemandAngst vor dem Tod • angst voor de doodsie hat Angst, dass er ertrinkt • zij vreest, is bang dat hij verdrinkt -
6 craindre pour qn.
craindre pour qn. -
7 in Sorge um jemanden sein
in Sorge um jemanden seinbezorgd om, over iemand zijn, zich om iemand zorgen makenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > in Sorge um jemanden sein
-
8 sorgen
sorgen♦voorbeelden:1 bezorgd zijn ⇒ zich zorgen maken, zich ongerust maken♦voorbeelden:1 sich um, über jemanden, wegen jemandes sorgen • zich zorgen maken om iemand, om, over iemand bezorgd zijn -
9 fear
n. angst; bedreiging; zorg, bangheid; bezorgdheid--------v. bang zijn; angstig zijn; zich zorgen maken; benauwd zijn; opzien tegenfear1[ fiə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 without fear or favour • rechtvaardig, onpartijdigfor fear of • uit vrees datin fear and trembling • met angst en bevengo in fear of • bang zijn voor〈 informeel〉 no fear • beslist niet, geen sprake vanput the fear of God into someone • iemand goed bang maken————————fear2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vrezen ⇒ bang zijn voor, duchten2 vermoeden ⇒ een voorgevoel hebben van, vrezen♦voorbeelden: -
10 worry
n. zorg; bezorgdheid; bron van zorgen; het scheuren van vlees (bij honden)--------v. bezorgd maken; zich bezorgd maken; lastig vallen; verscheuren van vlees (bij honden); vooruitgaan bij inspanningworry1[ wurrie] 〈meervoud: worries〉♦voorbeelden:————————worry2〈 worried〉1 〈+about/over〉zich zorgen/ongerust maken (over)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lastig vallen ⇒ hinderen, storen♦voorbeelden:the rain doesn't worry him • de regen deert hem nietworry oneself (about) • zich zorgen maken (om)you'll worry yourself to death • je maakt je veel te drukworry someone for • bij iemand zeuren om -
11 concern
n. bezorgdheid; interesse; onderneming, fabriek; conglomeraat--------v. zich bezig houden met; bezorgd makenconcern1[ kənsə:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aangelegenheid ⇒ belang, interesse2 (be)zorg(dheid) ⇒ begaanheid, (gevoel van) betrokkenheid3 bedrijf ⇒ onderneming, firma♦voorbeelden:1 your drinking habits aren't my concern/are no concern of mine • uw drinkgewoonten gaan mij niet aan/zijn mijn zaak nietlook at someone in concern • begaan/zorgelijk naar iemand kijkenpaying concern • winstgevend/rendabel bedrijf4 have a concern in a business • aandelen/een belang hebben in een zaak————————concern2〈 werkwoord〉1 aangaan ⇒ raken, van belang zijn voor2 betreffen ⇒ gaan/handelen over3 met zorg vervullen ⇒ dwars zitten, verontrusten♦voorbeelden:where money is concerned • als het om geld gaatso/as far as your role is concerned • wat uw rol aangaatas far as I'm concerned • wat mij betreft, voor mijn part4 be concerned/concern oneself about/in/over/with something • zich ergens mee bezighouden/voor inzetten/zorgen om maken
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский